Heupdysplasie
Congenitale heupdysplasie of dysplastische heupontwikkeling (DHO) is een aangeboren afwijking, waarbij de heupkom te ondiep is aangelegd.
Congenitale heupdysplasie of dysplastische heupontwikkeling (DHO) is een aangeboren afwijking, waarbij de heupkom te ondiep is aangelegd.
Download deze pagina als pdf
Druk deze pagina af
Congenitale heupdysplasie is een aangeboren afwijking waarbij de heupkom te ondiep is aangelegd. De mate van ondiep zijn is verschillend. In een erstig geval is de kom zo ondiep dat de heup gedeeltelijk of geheel uit de kom staat ( subluxatie of luxatie).
Congenitale heupdysplasie komt vaker voor bij meisjes dan bij jongens. Het komt verder iets vaker voor bij kinderen die in het laatste stadium van de zwangerschap in stuit hebben gelegen, bij kinderen waarvan ouders of zusjes of broertjes DHO hebben, en bij kinderen met een andere aangeboren afwijking.
Indien er geen behandeling wordt ingesteld leidt dit al op jonge leeftijd tot problemen en pijn bij het lopen. Later kan het leiden tot een vroegtijdige slijtage van de heup.
Hoe vroeger de behandeling wordt ingezet, hoe beter.
Op het consultatie bureau vindt onderzoek van de heupen plaats. Er kan een verdenking op een DHO ontstaan als er een verminderde bewegelijkheid van een heupje is, er een beenlengte verschil is. Verder is onderzoek gewenst indien broertje of zusje of een van de ouders DHO hebben. Asymmetrie van de bilplooien komt zo vaak voor dat dit niet goed als verdenking op DHO kan worden gebruikt.
Indien er een verdenking op DHO is wordt nadere diagnostiek ingesteld met echografisch onderzoek en/of een röntgenfoto. De mate van onderontwikkeling kan hierbij worden bepaald.
Doel van de behandeling is te zorgen dat de heup goed in de kom zit en dat de heupkom zich goed kan ontwikkelen zodat er uiteindelijk een stabiele en goede heup ontstaat.
Behandeling vindt plaats met spreidmiddel, een Pavlik bandage (fig 1.) of een campspreider (fig 2.).
fig 1. fig 2.
De duur van de behandeling is vooraf niet te voorspellen. Regelmatig zullen er controles op de poli plaatsvinden om de ontwikkeling van de heup te vervolgen. Zodra de correctie is bereikt stopt ook de verdere behandeling.
Als het bij de behandeling niet lukt de heup in de kom te krijgen of de achterblijvende ontwikkeling te corrigeren kan aanvullende behandeling noodzakelijk zijn. In deze gevallen zullen wij u doorverwijzen naar het Sophia kinderziekenhuis voor verdere behandeling (onder narcose terugplaatsen van de heup met gipsbroek of wanneer ook dit niet helpt met een corrigerende operatie). De duur en de manier van de behandeling wordt individueel per kind bepaald door de kinderorthopeed.